Journalistiek gedumpt in massagraf

Het is 1949. De zusters van Bon Secours ontmoeten de Ierse senator Martin Quinn om geld te vragen voor hun opvangtehuis in Tuam, beter bekend als St Mary’s mother-and-baby home. Ze dringen er bij hem op aan dat de kinderen ernstig lijden als gevolg van het gebrek aan publieke middelen. De senator houdt niet van dergelijke publiciteit. Bovendien stelt een inspectie in dat jaar vast dat alles prima in orde is en ontvangen de zusters felicitaties voor de voortreffelijke omstandigheden. De zusters doen hun best, maar je kunt het verre van ‘voortreffelijk’ noemen. De kindersterfte is zo hoog, dat men zelfs noodgedwongen een beerput – die sinds de aanleg van een riolering in 1937 niet meer werd gebruikt – heeft moeten ombouwen tot crypte. Maar ja, het tehuis is financieel afhankelijk van de overheid, en dus kloppen ze twee jaar later, in 1951, aan bij de gemeenteraad om meer geld te vragen. De lokale bevolking klaagt echter dat dit tehuis veel te duur is voor de belastingbetaler.

Dezelfde lokale bevolking laat overigens ook geen kans ongemoeid om de ‘bastaardkinderen’ te treiteren. De kinderen en hun moeders zijn sociale outcasts. In een land met sociale, politieke en economische onrust worden nu eenmaal zondebokken gezocht. Dat geldt vandaag de dag nog steeds. In dit geval was de tragische ironie dat men in deze onrust krampachtig de katholieke identiteit wilde – nee, móest – bewaren, en misschien juist daardoor de katholieke leer het onderspit delfde. Ongehuwde moeders, en hun kinderen, waren een gemakkelijke prooi, omdat de zonde openbaar is en dus makkelijk te identificeren. Geheel in strijd met de christelijke boodschap hoefde men zo wellicht de eigen zondigheid niet onder ogen te zien. ‘Kijk eens wat zij daar doen! Zij gooien de katholieke moraal ten grabbel!’ Ongetwijfeld deden ook geestelijken mee aan deze praktijken. Dat zij die de leer moeten verkondigen en dienen er ook weleens een potje van maken, is inmiddels overduidelijk, en ook logisch.

Desondanks zorgden de zusters voor de moeders en de kinderen. De omstandigheden waren in Tuam zelfs beter dan in welk instituut in Ierland ook, zo blijkt uit een rapport van de ‘Board of Health’ uit 1935. Ondanks dat de kindersterfte hoog was, was zij gemiddeld lager dan in de rest van Ierland, dat een van de hoogste kindersterftecijfers van Europa had. Vooral in tehuizen was dit cijfer hoog, omdat daar de kans op infecties en ziektes groter was en er minder intensieve aandacht per kind kon zijn dan in een gezin.

Het omstreden St. Mary’s mother-and-baby home in Tuam.

Het is 2014, 65 jaar na de smeekbede van de zusters om meer financiële middelen. De media ontdekken het verhaal van Catherine Corless, een amateurhistorica die zich herinnert hoe slecht de kindjes uit het tehuis in haar jeugd werden behandeld, en hoe zij hier zelf in haar haar jeugdige onwetendheid aan mee heeft gedaan. Misschien uit een schuldgevoel besluit ze om onderzoek te doen naar de vergeten kindjes uit het tehuis. In de loop van de jaren verzamelt ze de publieke stukken – voor elk overlijdenscertificaat betaalt ze vier euro – en komt ze erachter dat er in totaal 796 kinderen tussen 1925 en 1961 zijn gestorven in dit tehuis. Dat is gemiddeld zo’n twintig per jaar, een sterftecijfer van ongeveer 9 %. Voor moderne maatstaven is dit schrikbarend hoog, maar helaas is dat niet altijd zo geweest, toch zeker niet in opvangtehuizen voor kinderen in die tijd. Er volgt een onderzoek, men wil een herdenkingsmonument voor de vergeten kinderen.

Maar zoals gezegd, ontdekken dan de media het verhaal. Ze komen er achter dat in 1975 een beerput van 120 cm bij 60 cm is gevonden met daarin de resten van ongeveer twintig lichamen, de tragische en improvisatorische crypte van een door geld- en ruimtegebrek geteisterd opvangtehuis. Het zal de oorsprong worden van een mythe die zich in slechts een paar weken zal ontvouwen. In de geschiedenis van mythevorming is dit misschien wel de snelst ontsproten legende aller tijden, maar we hebben blijkbaar te maken met een publiek dat maar al te graag gelooft in horrorverhalen, vooral wanneer de katholieke Kerk de schurk in het verhaal is.

Plotsklaps steken in deze trieste beerput geen twintig lijken. Nee, alle achthonderd overleden kinderen zijn in de beerpunt gedumpt. Feiten zijn niet belangrijk. Sensatie verkoopt. De getuigen die willen verklaren dat de ‘nonnen’ vreselijke tronies waren, die de kinderen zwaar verwaarloosden en zelfs mishandelden, zijn ook zo gevonden. Ongetwijfeld zullen er tussen de zusters een aantal krengen zijn geweest, zoals er in elk menselijk instituut krengen en rotzakken zijn. Het is begrijpelijk dat mensen juist deze negatieve personen het meest onthouden, en dat die in hun herinneringen aan het betreffende instituut de boventoon voeren. Wie weet immers dat de zusters zo hun best hebben gedaan bij de gemeenteraad en bij de regering om de erbarmelijke omstandigheden te verbeteren? Zeker de kinderen uit die tijd niet, die veel te veel genoegen schiepen in het treiteren van de bastaardkindjes.

Misschien hadden de media deze feiten kunnen achterhalen, en gelukkig hebben sommigen dat inderdaad gedaan. Maar voor de meesten zijn feiten niet interessant. Schandalen verkopen. Feiten zijn saai. Zelfs nadat Catherine Corless publiekelijk heeft gezegd dat de media een loopje met haar verhaal hebben genomen, gaan deze zelfde media door met het verspreiden van leugens en valt er in de Nederlandse kranten te lezen dat er ‘onlangs achthonderd lijken in een katholiek massagraf’ zijn gevonden. Het verhaal is inmiddels achterhaald, maar het kan de journalisten blijkbaar niet schelen. Wie heeft er nu belangstelling bij de waarheid? Dode kinderen zijn statistieken, tenzij we ze kunnen misbruiken om de Kerk aan te klagen, nietwaar? Zullen we ons afvragen hoe het fysiek mogelijk – of beter gezegd onmogelijk – is om achthonderd babylijkjes in een werkzame beerput te dumpen? Welnee, feiten verkopen niet. Een katholiek monster onder je bed, dat verkoopt! De mythe werd geschapen en de leugen verspreid. Wereldwijd sprongen de media over elkaar heen om een beeld te schetsen van een gruwelijke kerk, die dit soort misstanden niet alleen gedoogt, maar bepleit en door haar strenge seksuele moraal zelfs in de hand werkt.

Deze strenge seksuele moraal werd overigens door de heilige paus Johannes Paulus II heel mooi omschreven in een reeks toespraken, die bekend zou worden als de ‘Theologie van het Lichaam’. Een prachtig, complex en samenhangend geheel van theologische inzichten, die de katholieke moraal op een hele positieve manier op Bijbelse gronden wist te verklaren. Het is een theologie die openstaat voor het leven en aantoont hoe mooi en goddelijk geïnspireerd dit leven is. Johannes Paulus II zag hoe waardevol wij zijn als seksuele wezens en waarschuwde, in navolging van de zalige paus Paulus VI, voor een ‘cultuur van de dood’, waarin seks gereduceerd werd tot genotsmiddel, vrouwen tot lustobjecten, en abortus tot een algemeen geaccepteerde vorm van moord. Hoewel de boodschap van Johannes Paulus II positief en idealistisch van aard was, vertaalde de media het in een reeks van ‘gij-zult-niet’-bepalingen. De katholieke Kerk die een voorstander was van seks als goddelijke bestemming van het gehuwde menselijk lichaam was, werd bestempeld tot ‘anti-plezier’, en ‘anti-keuze.’ Derhalve werd elke manier om haar zwart te maken veroorloofd. Vergeet de veertig tot vijftig miljoen baby’s die volgens World Health Organization jaarlijks eindigen als ‘medisch afval’ van een abortuskliniek. Laten we in plaats daarvan jammerlijke sterftecijfers uit een tragisch verleden bestempelen tot katholieke hypocrisie en moorddadigheid.

In 1882, lang voordat er sprake was van de ‘cultuur van de dood’, schreef Nietzsche al dat God dood is. We kunnen nu constateren dat de journalistiek ook de geest heeft gegeven. De dolle mens van Nietzsche roept vandaag wellicht: “De journalistiek is dood! En wij hebben haar vermoord! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars?” Dus mocht iemand ons vragen wat we met haar gedaan hebben, dan is het antwoord: we hebben haar achteloos gedumpt in een fictief massagraf.

, , , , , , , , , , ,

Jaap de Wit

Jaap is geboren in 1978 in het wonderschone Bergen op Zoom, en thans woonachtig in Gouda. Overdag is hij software engineer en ‘s avonds is hij Rooms-Katholiek. Hoewel hij kort na zijn geboorte al een tijdje katholiek is geweest, was hij jarenlang atheïst. Op een dag in 2010 liep hij per abuis tegen het het ware geloof aan en sindsdien zit hij weer stevig in de kerkbanken. Sinds 2012 is hij enthousiast lid van Koor Padua en sinds 2014 is hij ook acoliet in Gouda.

Alle berichten van Jaap


18 reacties op “Journalistiek gedumpt in massagraf”

Laat een reactie achter op Helena Aerts Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *